STAG Logo

Handelen bij rood gedrag

Rood gedrag bestaat uit onacceptabele verbale en non-verbale (re)acties: agressie. Goed handelen bij rood gedrag is heel belangrijk, omdat het gedrag zo snel mogelijk moet worden gestopt en de medewerker in veiligheid gebracht moet worden. Niet alleen direct handelen is belangrijk, er moeten ook vervolgacties worden genomen om herhaling te voorkomen en om ervan te leren.

Wat moet je weten en kunnen om in de praktijk adequaat te handelen bij rood gedrag?

Bij dit thema gaat het om 3 aspecten:

  • Dat je gevaar voor de cliënt, jezelf en anderen inschat, maatregelen treft en ingrijpt om agressief gedrag (verbaal of fysiek) te stoppen.
  • Dat je betrokkenen opvangt, agressie-incidenten meldt en agressie-incidenten evalueert op een constructieve manier met de cliënt of patiënt, collega’s en andere betrokkenen.
  • Dat je reageert naar de veroorzaker, maatregelen neemt richting de veroorzaker en eventuele schade op de veroorzaker verhaalt.

Doelen van 'Handelen bij rood gedrag'

Wat moet je als (aankomend) zorgprofessional kunnen, weten en doen om goed te kunnen handelen na rood gedrag van cliënten, patiënten of derden? Hier vind je een overzicht. De leermaterialen bij dit thema helpen om deze doelen te bereiken.

Handelen bij rood gedrag: Ingrijpen bij agressief gedrag

De (aankomend) zorgprofessional:

  • Heeft inzicht in het eigen gedrag, weet wat agressie met hem/haar doet en wat zelf gehanteerd kan worden of wanneer hulp van een collega nodig is
  • Gaat zorgvuldig om met eigen signalen van onmacht of onvermogen, kan eigen grenzen aangeven en ‘nee’ zeggen
  • Schat risico’s in, signaleert tijdig of er sprake is van gevaar voor de cliënt, de groep, collega’s en/of zichzelf
  • Herkent verschillende vormen van agressie (verbaal, dreigen, intimidatie, fysiek en frustratieagressie, doelbewuste agressie en situationele agressie) en kan hier adequaat en passend op reageren (toepassen van de-escalerende methodes en interventies)
  • Weet welke interventies hij/zij zelf kan uitvoeren, wat er moet gebeuren om de interventies te realiseren, en/of wanneer andere hulpverleners/disciplines ingeschakeld moeten worden
  • Past persoonlijke veiligheidstechnieken en/of fysieke vaardigheden toe om de veiligheid voor zichtzelf, de cliënt en omgeving te waarborgen
  • Behoudt bij escalatie het overzicht, blijft rustig, handelt accuraat en doelgericht (professionele houding)
  • Kan bij oplopende spanning oplossingen zoeken
  • Houdt contact met de cliënt en behandelt de cliënt rechtvaardig

Handelen bij rood gedrag: Nazorg bij agressie-incidenten

De (aankomend) zorgprofessional:

  • Heeft kennis van de procedures en (organisatie-) afspraken over het opvangen van betrokkenen bij agressie-incidenten
  • Heeft kennis over het verlenen van nazorg aan slachtoffers van agressie
  • Weet wat te doen bij het verlenen van collegiale nazorg
  • Kan duidelijk en nauwkeurig aan de leidinggevende/verantwoordelijk functionaris rapporteren
  • Kan afspraken maken om herhaling te voorkomen
  • Is zich ervan bewust dat het melden van incidenten essentieel is
  • Weet hoe en waar voorvallen van agressie en geweld te melden (kent enkele veelgebruikte meldingssystemen) en hoe meldingen verwerkt worden
  • Toont initiatief en verantwoordelijkheid voor het (in teamverband) bespreken en oplossen van knelpunten in het werk- en therapeutisch klimaat die tot onveiligheid leiden
  • Kan een incident formeel technisch afhandelen
  • Weet hoe de vertrouwenspersoon/BOT te bereiken
  • Kan agressie-incidenten op een constructieve manier met de zorgvrager(s), collega’s en andere betrokkenen bespreken

Handelen bij rood gedrag: Opvolging richting de veroorzaker

De (aankomend) zorgprofessional:

  • Heeft kennis van de procedure voor opvolging richting de veroorzaker
  • Kan (na intern overleg en afstemming) passend reageren richting de veroorzaker door het voeren van een corrigerend gesprek, uitdelen van een gele kaart/rode kaart, uitgeven van een pandverbod en/of het stopzetten van de zorg/ dienstverlening
  • Weet welke vervolgacties nodig zijn in de organisatie
  • Kan agressie melden en aangifte doen
  • Is bekend met de rol van de wijkagent/de contactpersoon bij de politie/de VPT-functionaris
  • Kent de wettelijke randvoorwaarden voor opvolging richting de veroorzaker vanuit goed werkgeverschap en Arbo-uitgangspunten (wettelijke rechten en plichten)
  • Kan baten benoemen voor vervolgacties (o.a. verwerking van het slachtoffer, preventief/afschrikwekkend richting veroorzaker, veiligheid gesteund door organisatie)

Bekijk de leermaterialen.